Zeker honderd nieuwe potentiële jihadstrijders zijn het afgelopen jaar in de gaten gehouden door de politie.
Dat gebeurde in de negen gemeenten waar de meeste Nederlandse rebellen vandaan komen, schrijft het NRC Handelsblad. Gevreesd werd dat deze – voornamelijk – jonge moslims zouden radicaliseren of zich zouden voorbereiden op deelname aan de Syrische strijd tegen president Assad. Wijkagenten, docenten en hulpverleners worden aangespoord om melding te maken van radicalisering. De gemeente onderzoekt dan in overleg met de politie of de zorgen terecht zijn.
De burgemeesters van de negen betrokken gemeenten komen elke zes weken samen om informatie en ervaringen uit te wisselen. “Dat is, in zorgtermen, elkaars hand vasthouden”, zegt burgemeester Jozias van Aartsen van Den Haag tegen de krant. Hij is “uitermate enthousiast” over die gesprekken, die zijn georganiseerd door minister Opstelten van Veiligheid en Justitie.
‘Waaromn doet de wereld niks?’
Familieleden van Syriëgangers zouden het gevoel hebben dat Nederland zich niets aantrekt van de situatie in Syrië. Minister Frans Timmermans van Buitenlandse Zaken moet daarom volgens Van Aartsen duidelijk uitleggen waarom het zo lastig is voor Europa om in te grijpen in het land. “Het gevoel bij deze mensen is – niet ten onrechte – ‘het kan jullie niets schelen’. Het kabinet zou mogen nadenken hoe we communiceren over die vraag ‘waarom doet de wereld niks?”