Het speciale team toezichthouders om misbruik en oneigenlijk gebruik van zorggeld tegen te gaan, heeft inmiddels zes zaken voor verder strafrechtelijk onderzoek bij het Openbaar Ministerie aangebracht. Nog eens zeventig zaken heeft het gemeentelijk team M&O (Misbruik & Oneigenlijk Gebruik) in onderzoek.
Daarbij gaat het voornamelijk om zorgaanbieders in Wmo en Jeugdhulp en om een enkele ontvanger van zorg. De vernieuwde aanpak levert in 2023 naar verwachting drie miljoen euro op. Nu al staat de teller op enkele honderdduizenden euro’s, zo blijkt uit de derde voortgangsrapportage Wmo en Jeugdhulp, die wethouder Kavita Parbhudayal (VVD) van zorg, jeugd en volksgezondheid deze week naar de gemeenteraad heeft gestuurd. “Iedereen in Den Haag krijgt de zorg die hij of zij nodig heeft en die passend is. Daarvoor moet zorggeld wél naar de zorg gaan”, zegt Parbhudayal. “Daarom hebben wij het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik een extra impuls gegeven.”
De gemeente kan het geld goed gebruiken. Net als vrijwel alle gemeenten in Nederland is ook de gemeente Den Haag geconfronteerd met een fors toegenomen beroep op de Wmo en Jeugdhulp. Dat heeft tot aanzienlijk meer kosten geleid. Met de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) helpt de gemeente inwoners die niet meer alles zelf kunnen doen, bijvoorbeeld door ziekte, een beperking of ouderdom.
Voor dit jaar zijn de coalitiepartijen overeengekomen om 20,6 miljoen euro op Wmo en Jeugdhulp te besparen. Naar verwachting wordt 16,6 miljoen euro van deze opgave gerealiseerd. “Die besparingen zijn nodig om iedereen in onze groeiende en vergrijzende stad ook in de toekomst passende zorg te kunnen garanderen”, verklaart de wethouder.
Met een besparing van 16,6 miljoen euro voldoet de gemeente nog niet helemaal aan de opgave van 20,6 miljoen. Daar is in voorzien met een reservepotje van 14,5 miljoen voor de komende jaren om tegenvallers op te vangen. Een uitdaging is de omvang van de jeugdhulp die blijft stijgen. Door wet- en regelgeving – zoals zorgindicatie door anderen dan gemeentelijke professionals – vergt sturing op aantallen een lange adem.
Wethouder Parbhudayal: “Voor de jeugdhulp is de situatie complexer. Hier is de gemeente afhankelijker van ketenpartners; wij doen slechts dertig procent van alle verwijzingen naar jeugdhulp zelf. De mogelijkheden om de instroom te beperken en jeugdigen een passende, adequate en goedkopere voorziening te bieden, zijn dan ook minder groot dan bij de Wmo. Daar komt bij dat regionaal wordt ingekocht, waardoor complexe samenwerkingsverbanden ontstaan. Dit alles zorgt ervoor dat bijsturen de nodige tijd en inspanning kost. Maar ook hier zetten we inmiddels flinke stappen en gaat het de goede kant op.”