Daklozen worden in Den Haag met regelmaat beboet door de politie. Eén stel werd zelfs in een maand tijd 34 keer op de bon werd geslingerd. Hiermee stapelt de schuld zich op en wordt het ze steeds moeilijker gemaakt hun leven weer op orde te krijgen. Joy Falkena is belangenbehartiger voor daklozen bij Straat Consulaat en besloot dit juridisch aan te vechten. ‘Mensen kunnen de boetes niet eens betalen, dus daarmee los je het probleem niet op.’
Samen met een advocaat maakt Falkena zich hard in het verweer tegen deze 34 boetes die onder andere zijn uitgeschreven voor buiten slapen en wildplassen. ‘De mensen in kwestie konden op dat moment ook niet bij de opvang terecht, dus ze hadden echt geen andere optie. Het is niet zo dat ik voor iedereen elke boete kan aanvechten, maar we doen dit om een punt te maken. Deze mensen slapen natuurlijk ook liever in een bed en gebruiken liever een wc, maar die mogelijkheid is er simpelweg niet.’
Met de opgebouwde schulden is het voor daklozen extra moeilijk om hun leven weer op de rit te krijgen, zelfs als ze uiteindelijk werk en een woning hebben gevonden. ‘Als je veel openstaande boetes hebt, wordt je regelmatig in gijzeling gezet, waardoor je inkomen weer stop wordt gezet. Vervolgens kunnen mensen de boetes alsnog niet afbetalen. Het is een vicieuze cirkel,’ aldus Falkena.
Oproep aan de burgermeester
Enkele jaren geleden heeft het Straat Consulaat afspraken kunnen maken met de gemeentelijke handhaving, waardoor zij daklozen niet meer beboeten voor noodzakelijkheden die zij nergens anders dan op straat kunnen uitvoeren. ‘Zij beboeten nog wel eens voor openbaar dronkenschap, maar dat snap ik dan wel weer. Veruit de meeste boetes komen echter van de politieagenten die dit ‘gedoe’ niet willen in hun wijk.’
Beboeten is cru en lost het probleem niet op, vindt Falkena. Daarom wil ze de burgermeester op het hart drukken zich over deze kwestie uit te spreken. ‘Eerder riepen de burgermeesters van Amsterdam en Rotterdam ook al op om daklozen niet zomaar te beboeten. We zouden graag met Van Zanen in gesprek gaan, want van hem zouden we dit ook wel graag willen horen.’